Jos Bertaulet en de ruïne met gewelfde kelder

Jos Bertaulet en La Vraie Langue Celtique

In het voorwoord van zijn boek De verloren koning en de bronnen van de Graallegende, vertelt de Belg Jos Bertaulet (pseudoniem van Jos Thijs) hoe hij in contact kwam met La Vraie Langue Celtique. Een vriend had hem het boek gegeven in juni 1986 met de opmerking dat het 'gecodeerde booschappen zou bevatten. Bertaulet was geïntrigeerd door het boek en begon meteen aan een zoek-en puzzelwerk (Bertaulet 1991).

Na ruim twee jaar vruchteloos zoeken, deed hij een eerste ontdekking. Door woorspelletjes toe te passen op de woorden die door Boudet steeds aan de hand van het Engels etymologisch worden verklaard, achterhaalde Bertaulet dat Boudets codesysteem een fonetisch systeem was en dat zijn codeteksten in het Engels waren opgesteld. Op pagina 29 van zijn boek beschrijft Bertaulet hoe hij uiteindelijk via La Vraie Langue Celtique terecht is gekomen in Notre-Dame-de-Marceille, een dorp nabij Limoux (Bertaulet 1991).

Daar vertelt Bertaulet hoe hij op pagina 274 van La Vraie Langue Celtique zat te spelen met het woord 'Gode', dat volgens Boudet verwant zou zijn met het Engelse werkwoord 'to goad'. Bertaulet vertelt dat hij in 'to goad' al snel 'to go at' (gaan naar) zag. Bertaulet besloot om 'to go at' te verbinden met de plaatsnaam die hij tegenkwam in het eerstvolgende hoofdstuk van La Vraie Langue Celtique. Dat hoofdstuk handelde over de bron van het dorp Notre-Dame-de-Marceille. Voor Bertaulet stond het vast dat hij de locatie van het te onderzoeken terrein gevonden had (Bertaulet 1991).


De Gustave Vison gedenksteen

Bertaulet besloot om bij de eerstvolgende gelegenheid een verkenningstrip te brengen aan Notre-Dame-de-Marceille. Hij zag dat de bron waarvan sprake is in het boek van Boudet aan de rand lag van een bedevaartsweg, de zogenaamde 'Voie Sacrée'. Toen Bertaulet deze Voie Sacrée afliep, zag hij langs de kant van de bedevaartsweg in de buurt van de bron een gedenksteen staan, waarop de volgende inscriptie stond:

Gustave Vison gedenksteen

ICI EST MORT
GUSTAVE VISON
SE RENDANT
A.N.D.
DE MARCEILLE
LE 2 MAI 1886


PRIEZ POUR LUI

Bij het aanschouwen van de steen werd Bertaulet meteen getroffen door het jaartal '1886' dat op de gedenksteen gebeiteld stond, aangezien Boudet in datzelfde jaar ook zijn boek La Vraie Langue Celtique had uitegegeven (Bertaulet 1991).

Volgens de inscriptie op de steen was er daar in 1886 op die plaats een pelgrim ten gevolge van een hartaanval in elkaar gestuikt tijdens zijn bedevaart. Bertaulet wou de nabestaanden van die onfortuinlijke Gustave Vison opsporen om te achterhalen wie die man werkelijk was en waarom hij zo belangrijk was er een dure gedenksteen voor op te richten. Toen Bertaulet in telefoonboeken op zoek ging naar de familienaam Vison, kwam hij van een kale reis terug. In heel Frankrijk was er niet één telefoonabonnee met de naam Vison terug te vinden. Wanneer hij de familiennaam Vison opzocht in een familienaamwoordenboek kwam hij tot de conclusie dat de naam Vison niet eens bestond! De gedenksteen had dus totaal geen functie want hij refereerde naar een fictieve persoon. Daarom vermoedde Bertaulet al snel dat Boudet verantwoordelijk was geweest geweest voor de plaatsing van de steen, die volgens Bertaulet een totaal andere functie had; namelijk het verbergen van een geheime boodschap (Bertaulet 1991).

Omdat Bertaulet al had ontdekt dat men La Vraie Langue Celtique in het Engels moest lezen, besloot hij om de Vison-steen op dezelfde manier aan te pakken. Hierdoor bekwam hij het volgende (Bertaulet 1991: 44):

I SEE EAST MORE
Ik zie meer in het oosten.
JUST HAVE a VISION
Ga maar eens een kijkje nemen.
SEE RENT END
Zie scheur op einde.
THE MARK SEALED
Het verzegelde merkteken.
ELL TO FIVE
Meet op basis van vijf.

Op raad van de verborgen aanwijzingen van Boudet in La Vraie Langue Celtique keek Bertaulet vervolgens naar het oosten en zag daar een standbeeld staan van de Heilige Vincent Depaul (Bertaulet 1991).


Het beeld van Vincent Depaul

Beeld Vincent Depaul
Vincent Depaul

Toen Bertaulet voor het standbeeld stond van Vincent Depaul schoot er plots een deel van La Vraie Langue Celtique door zijn hoofd en opeens werd hem alles duidelijk. Hij ontcijferde de bewuste woorden uit La Vraie Langue Celtique op de volgende manier (Bertaulet 1991: 40):

"Wachter van de heuvel, een vereeuwigde ziel.
Kijk en zie, zijn hand wijst neerwaarts naar het spoor.
Zoek nu het einde, kijk naar de ronding,
naar het heuveldal dat grenst aan de grote vlakte."

Inderdaad het beeld van Vincent Depaul stond inderdaad als een wachter op de uitkijk op zijn sokkel en als heilige was hij al zeker een vereeuwigde ziel. Wanneer Bertaulet de linkerhand van het beeld wat nader bekeek, zag hij dat de wijsvinger inderdaad ergens naar wees. Hij concludeerde dat dit het beginpunt was van het te volgen spoor. Via een lijn vanaf de hand van Vincent Depaul, the mark sealed, een vooruitstekende steen in de muur langs de bedevaartswerg en de Vison-gedenksteen kwam hij uiteindelijk na nog meer aanwijzingen terecht bij een met bramen en struiken overwoekerde ruïne (Bertaulet 1991)!


De ruïne met gewelfde kelder

Bertaulet concludeerde dat erop deze plek ooit een gebouw had gestaan, dat nu een tot op de grond vervallen ruïne was geworden. Wanneer hij het onkruid en de takken begon op te ruimen, ontdekte hij een stenen trapje dat in een gewelfde kelder afdaalde (Bertaulet 1991).

De ouderdom van de ruïne

Nadat hij de kelder helemaal had uitgekamd, schakelde Bertaulet een arceholoog in om de ouderdom van het bouwwerk te schatten. Aan de hand van een expertise op basis van mortel en fotomateriaal stelde de archeoloog vast dat het bouwwerk van Romeinse oorsprong moest zijn. Best mogelijk want het is bewezen dat in Notre-Dame-de-Marceille ooit een Romeins garnizoen gevestigd was (Bertaulet 1991).

Nederlands onderzoeker Klaas van Urk heeft een andere mening omtrent de ouderdom van de gewelfde kelder. Volgens hem dateert de kelder op zijn vroegst uit de Middeleeuwen. Van Urk kwam tot deze conclusie nadat hij een vrijwel identieke kelder had gezien, waarvan gekend staat dat deze toebehoorde aan de Tempeliers (van Urk 2003).

De functie van de ruïne

Omtrent het doel van de onderaardse gewelven had Bertaulet inmiddels een idee gevormd. Volgens hem was het bouwwerk waarschijnlijk in de tijd van de Romeinen een soort bankkluis geweest, die door een vernuftig sluissysteem onder water kon worden gezet, dankzij de nabijgelegen rivier de Aude. De kelder zou bovendien permanent onder miltaire bewaking hebben gestaan (Bertaulet 1991).

In het boek werd ook gesuggereerd dat de Romeinse kelder later werd herbruikt als crypte, waar de verloren koning van Frankrijk begraven zou hebben gelegen, namelijk Sigisbert IV de zoon van Dagobert II. Boudet zou hiervan op de hoogte geweest zijn, en wou hij deze geheime informatie via zijn boek aan het nageslacht meedelen (Bertaulet 1991).

We moeten hier wel opmerken dat het Sigisbert IV-verhaal eerder een bedenking was van de uitgeverij van Bertaulet. Bertaulet was immers geen schrijver: hij stuurde gewoon zijn notities op naar de uitgeverij. Het is zijn uitgeverij die er een verhaal rond heeft geschreven, danig beïnvloed door de in die tijd populaire ideeën van Pierre Plantard, waar Bertaulet zelf niet echt tevreden mee was.

Conclusie

Vrij recent heeft men ook de overlijdensakte van Gustave Vison gevonden, die dus geen fictieve persoon bleek te zijn. Al doet dit natuurlijk niets af van het feit van een mogelijk gecodeerde gedenksteen in Notre-Dame-de-Marceille.

Bertaulet kan de zaak niet meer verder onderzoeken, want de man stierf in 1995 (Douzet 2001). Toch hebben de fonetische woordspelingen van Bertaulet nog steeds de beste resultaten opgeleverd bij de decodering van Boudets mysterieuze boek. Voorlopig heeft niemand zijn bevindingen kunnen overtreffen.




Vorige Home