Pierre Plantard en de Prieuré de Sion

De ontdekkingen van Henry Lincoln

In 1969 had de toenmalige Engelse BBC-journalist Henry Lincoln tijdens zijn zomervakantie in de Cévennes de paperback Le trésor maudit van Gérard de Sède gekocht. Lincoln was de man die de bal in het hele Rennes-le-Château gebeuren aan het rollen bracht door de Dagobert-booschap in het kleine perkament te ontdekken. Hij betrok het mysterie van Rennes-le-Château in zijn beroepsleven door er drie documentaires over te maken (Lincoln 1998).

Henry Lincoln

Henry Lincoln

Om de documentaires zo goed mogelijk voor te bereiden, had Lincoln contact gelegd met Gérard de Sède. Toen Lincoln aan de schrijver vroeg waarom hij de geheime Dagobert-boodschap niet had gepubliceerd in zijn boek, antwoordde de Sède op de volgende manier: "Omdat we dachten dat het iemand zoals u zou interesseren het zelf te vinden" (Lincoln 1998: 24).

Toen Lincoln verscheidene foto's ontving van de Sède als beeldmateriaal voor zijn Rennes-le-Château-documentaires, merkte hij op dat er op de achterkant van alle illustraties de naam 'PLANTARD' gestempeld stond. Steeds meer en meer kreeg Lincoln het vermoeden dat de Sèdes informanten meer wisten dan de Franse schrijver zelf (Lincoln 1998).

Rond diezelfde periode lekten er in de Bibliothèque Nationale van Parijs ook allerlei merkwaardige documenten uit, waaronder de Dossiers Secrets, van een verborgen organisatie die goed op de hoogte was van alle verwikkelingen die met Rennes-le-Château verband hielden.

Uiteindelijk gaf de BBC de opdracht om de Sèdes informanten op te sporen. Lincoln kwam langs deze weg te weten dat de informatie die hij via de Sède had verkregen, afkomstig was van een zekere Pierre Plantard, de grootmeester van het geheime genootschap de Prieuré de Sion (Lincoln 1998).


De Prieuré de Sion

Via de BBC zijn er verschillende toenaderingen geweest tussen Lincoln en de Prieuré de Sion. Geleidelijk aan kwam men meer te weten over deze geheime genootschap.

Pierre Plantard en Philippe de Chérisey in 1965

Pierre Plantard en Philippe de Chérisey in 1965

Grootmeester Pierre Plantard vertelde dat de moderne Prieuré de Sion officieel geregistreerd werd op 25 juni 1956. Op die dag verschenen inderdaad in de Franse staatscourant 'Journal Officiel' de statuten van een ridderorde 'Prieuré de Sion', met als ondertitel 'Chevalerie d'Institution et Règles Catholiques d'Union Indépendante et Traditionanaliste', kortweg CIRCUIT (van Bosbeke 1987).

Al zou de orde volgens Plantard echter reeds in 1099 door Godfried van Bouillon gesticht zijn. Het hoofdkwartier van de orde stond op de berg Sion in Jeruzalem. Toen de heilige stad weer in de handen van de Islamieten terecht kwam, zijn de leden van de orde gevlucht naar Frankrijk en vonden er onderdak in de priorij van Saint-Samson. Van dan af aan nam de orde de naam 'Prieuré de Sion' aan (van Urk 2003).


Het doel van de Prieuré de Sion

Via het interne blad van de Prieuré de Sion, de Prieuré-documenten die in de Bibliotèque Nationale werden gedeponeerd en via Pierre Plantard zelf kwam men te weten dat de ridderorde indertijd door Godfried van Bouillon gesticht was om een koninklijk geslacht te beschermen. Het ging om de dynastie van de Merovingen die tussen 430 en 751 over het Frankische rijk hadden geregeerd (van Bosbeke 1987). De laatste echte koning van de Merovingen, Dagobert II, werd op 23 december 679 in Stenay vermoord door zijn hofmeier Peppijn de Dikke. Het was het geslacht van de hofmeiers, de beroemde Karolingers, die de troon dan overnamen.

Maar volgens de Prieuré-documenten bleef het Merovingisch geslacht echter voortbestaan dankzij de zoon van Dagobert II, namelijk Sigisbert IV (Baigent, Leigh & Lincoln 1982). Na de moord op zijn vader zou Sigisbert IV gevlucht zijn naar Rhedae, het latere Rennes-le-Château, waar zijn grootouders woonden (van Urk 2003). In 1059 waren zijn vader Dagobert II en moeder Giselle de Razès er immers ook in de kerk van Rennes-le-Château getrouwd (Baigent, Leigh & Lincoln 1982). Sigisbert IV groeide er op en werd vervolgens graaf van Razès (van Urk 2003).

Dankzij de overleving van Sigisbert IV werd het Merovingisch geslacht tot op de dag van vandaag in staat gehouden. Godfried van Bouillon, die de Prieuré de Sion in het leven had geroepen, zou zelfs één van de afstammelingen van Sigisbert IV geweest zijn (Baigent, Leigh & Lincoln 1982).

Naast het beschermen van dit Merovingisch geslacht had de Prieuré de Sion nog een ander geheim plan. De Prieuré had als taak de Merovingische dynastie in ere te herstellen en de huidige afstammeling van Sigisbert IV op de troon te zetten van Frankrijk (van Bosbeke 1987). Bovendien had de Prieuré in eigen rangen een afstammeling van de Merovingen: het bleek niemand minder dan Pierre Plantard zelf te zijn (Baigent, Leigh & Lincoln 1982).


De hypothese uit Het Heilige Bloed en de Heilige Graal

Henry Lincoln en zijn collega's Michael Baigent en Richard Leigh hadden in hun bestseller Het Heilige Bloed en de Heilige Graal zo hun eigen fantasierijke theorie voortgeborduurd op de stellingen van Plantard. De 'Heilige Graal', waarnaar de Prieuré-documenten zo graag verwezen, was volgens Baigent, Leigh en Lincoln niets anders dan het 'Sang Royaal' (San Grael, Sang Royal), het Koninklijk Bloed, namelijk dat van Jezus Christus.

Richard Leigh, Henry Lincoln en  Michael Baigent

Richard Leigh, Henry Lincoln en Michael Baigent
Christus was de opvolger van de koninklijke joodse dynastie en in naam koning der joden. Hij huwde met Maria Magdalena en kreeg kinderen. Maria Magdalena vluchtte tesamen met haar kinderen naar het Zuiden van Frankrijk en huwelijkte ze uit aan Visigotische prinsen. Hun nakomelingen zorgden later dan weer voor bloedverwantschappen met de Merovingen. De dynastie der Merovingen stierf vervolgens niet uit met de overname van de macht door de Karolingers, maar zette zich in het geheim verder. Op het einde van de elfde eeuw dook dan een nieuwe Merovingische heerser op, Godfried van Bouillon, die zijn toekomstige bloedverwanten voortaan zou laten bewaken door een zeer machig genootschap, de Prieuré de Sion (van Bosbeke 1987: 36).

Volgens de drie auteurs zou het geheim dat door Saunière werd ontdekt niets anders zijn dan dat Jezus Christus een nageslacht had dat nu nog steeds bestond. De oude perkamenten die Saunière in zijn kerk had ontdekt, zouden stambomen bevatten die het bewijs van de goddelijke afstamming zouden leveren. Deze bewijzen zouden volgens Baigent, Leigh en Lincoln in handen zijn van de Prieuré de Sion (van Bosbeke 1987: 36).

Wanneer deze hypothese ter sprake kwam, hielden Plantard en de andere leden van de Prieuré de Sion zich afzijdig: het stond duidelijk vast dat ze er afstand van namen. In een gesprek met Henry Lincoln beweerde Plantard zelfs dat zijn compagnon Philippe de Chérisey de perkamenten, die in het boek van Gérard de Sède werden gepubliceerd als de perkamenten die Saunière in zijn kerk had gevonden, zelf had vervaardigd in 1965 en dat ze dus vervalsingen waren (Lincoln 1998).


De ontmaskering van de Prieuré de Sion

De onwaarschijnlijke verklaringen van Plantard en co raakten kant noch wal en daarom werd er heel wat onderzoek verricht naar de Prieuré de Sion. In het begin van de jaren tachtig werden Pierre Plantard en zijn priorij ontmaskerd. In vele van publicaties, waaronder de stambomen die moesten bewijzen dat Plantard een afstammeling was van Sigisbert IV, werden vervalsingen aangetoond (Simons 2005).
Door de toenemende druk van de buitenwereld en het idee dat hij zou afstammen van Christus ging zelfs Plantard te ver en in 1984 trad hij af als grootmeester van de Prieuré de Sion. Gezondheidsredenen en laster waren de officiële redenen voor zijn aftreding (Simons 2005).

In 1993 komt Plantard zelfs voor de rechter omdat hij de naam van Patrice Pelat, een trouwe metgezel van president François Mitterand, had geciteerd als grootmeester van de Prieuré de Sion van 1985 tot 1989. In de rechtszaal kon Plantard dan ook niet anders dan bekennen dat hij de naam van Pelat had misbruikt en dat zijn Prieuré een imaginair genootschap was. Tijdens het proces werden ook vele dozen met vervalste documenten teruggevonden in Plantards woning te Parijs. Uiteindelijk kwam Plantard ervan af met een ernstige berisping (Simons 2005).


De werkelijke bedoeling van Plantard en co

Men kan zich terecht afvragen waarom alle leden van de Prieuré de Sion zoveel moeite hadden gedaan om Plantards imaginaire afstamming van het Merovingisch koningshuis aan de wereld op te dringen. In zijn boek Zoektocht naar de Heilige Graal en de Ark van het Verbond heeft auteur Klaas van Urk een mogelijk antwoord gegeven op de vraag wat de Prieuré de Sion van Plantard precies was en wat de feitelijke bedoelingen waren.

Van Urk is ervan overtuigd dat de Prieuré de Sion als organisatie geboren is uit frustratie. In de jaren vijftig hadden enkele personen een gemeenschappelijke belangstelling. Die gemeenschappelijke fascinatie betrof wat toen in die tijd nog werd aangeduid als de 'affaire-Saunière' (van Urk 2003: 435).
Eén van die personen Pierre Plantard had voor het eerst over het verhaal van Rennes-le-Château horen vertellen via zijn grootvader Charles Plantard. Charles, een journalist, was persoonlijk bevriend geweest met Henri Boudet en had zelfs Saunière goed gekend. Via zijn grootvader had de jonge Pierre zelfs een gesigneerd exemplaar van La Vraie Langue Celtique in zijn bezit (van Urk 2003).

In ieder geval hadden Plantard en de zijnen redenen genoeg om te geloven dat er achter het verhaal van Rennes-le-Château iets van grote betekenis kon schuilen. Het groepje was vastbesloten om de schat van Saunière terug te vinden en probeerde om alle informatie die er over Rennes-le-Château voorhanden was te pakken te krijgen. Zo had Plantard twee kopieën van de originele perkamenten van Saunière weten te bemachtigen. Het is onduidelijk of hij ze via de nicht van Saunière had verkregen of uit het nalatenschap van Emile Hoffet. Plantard ging zelfs zo ver in zijn opzet dat hij stukken land opkocht waarvan hij dacht dat de schat er mogelijk verborgen lag (van Urk 2003).

Ondanks de vergaarde informatie en alle inspanningen werd de schat van Saunière niet gevonden. Het is daarom zeer aannemelijk dat ze dan een ingenieus plan hebben ontwikkeld. Het plan bestond eruit om de vergaarde informatie publiek te maken zodat anderen de schat zouden vinden, waarna Plantard en co deze dan konden opeisen. Alleen moesten ze hiervoor een reden bedenken waarom zij dan wel de rechtvaardige eigenaren van de schat waren (van Urk 2003).


Het plan

Plantard en zijn achterban wisten dat de schat had toebehoord aan de graven van de Razès en als deze schat gevonden zou worden, ze zou worden toebedeeld aan de persoon afkomstig uit dit adelgeslacht. Dit geslacht werd al snel gevonden in de dynastie der Merovingen. Dit koningshuis werd in de zevende eeuw door de latere Karolingers uitgemoord, maar Plantard verzon zo zijn eigen 'Merovingen-geschiedenis'.

Volgens Plantard was Sigisbert, de zoon van de vermoorde Merovingenkoning, ontsnapt aan de op macht beluste Karolingers en was hij naar Rennes-le-Château gevlucht, de geboortestreek van zijn moeder. Daar groeide hij op en werd er graaf van Razès (van Urk 2003).

Rond die tijd moet Plantard ook iets hebben gelezen over het feit dat Godfried van Bouillon in Jeruzalem een Orde van Sion had gesticht, die mee aan de wieg zou hebben gestaan van de Orde der Tempeliers. Plantard en de zijnen richtten daarom de Prieuré de Sion op die een voortzetting zou zijn van deze geheimzinnige Orde van Sion. Ze verzonnen zelf dat deze organisatie de bescherming van de Merovingische nazaten op zich zou nemen (Simons 2005).

Vervolgens besloot de Prieuré zelfs om de kopieën van de originele perkamenten van Saunière bekend te maken, maar ze voegden er een makkelijk te ontcijferen geheime boodschap aan toe: "A Dagobert II roi et à Sion est ce trésor...". Zo zouden er absoluut geen twijfels meer bestaan aan wie de schat nu zou toebehoren wanneer de schat gevonden zou worden (van Urk 2003).

Het enige wat de Prieuré de Sion nog hoefde te doen was hun gedachtegoed aan de man brengen. Ze schakelden de hulp in van de Franse schrijver Gérard de Sède om er een boek over te schrijven. Verder hadden ze discreet ook enkele documenten in de Bibliothèque Nationale ondergebracht, die daar lagen te wachten op iemand die het Plantard-verhaal zou slikken (van Urk 2003).


Verkeerde afloop

De verkoop van Le trésor maudit van Gérard de Sède was een succes en met de ontdekking van de Dagobert-boodschap door Henry Lincoln hadden Plantard en co eindelijk prijs. Maar Lincolns documentaires en de publicatie van Het Heilige Bloed en de Heilige Graal die erop volgden, hadden een heel ander resultaat tot gevolg dan die de Prieuré gewild had.

Rennes-le-Château werd overspoeld door een leger van niets ontziende schattenjagers. Eén van die schattenjagers kon gerust in het geniep met de schat van de Prieuré vandoor gaan. De Prieuré de Sion dreigde dus het slachtoffer te worden van zijn eigen succes.

In een poging om de meubelen te redden besloot Plantard te verklaren dat de in Le trésor maudit gepubliceerde perkamenten van Saunière vervalsingen waren. Maar dat baatte niet en enige tijd later kwamen de vervalsingen en de voorwendsels van de Prieuré aan het licht.
De leden van de Prieuré de Sion bleven net als in het begin als gefrustreerde schattenjagers achter.


Conclusie

We kunnen hier besluiten dat het hele verhaal van Plantard en zijn Prieuré de Sion gewoon één groot bedrog is. Bij deze oplichterij mogen we gerust de uitspraken en de uitgelekte artikels over de hele Merovingen-affaire en de oprichting van de Prieuré door Godfried van Bouillon rekenen. Plantard en zijn kompanen hadden dit verhaal enkel en alleen opgedist uit eigenbelang, zodat zij 'de schat' van Saunière konden opeisen indien deze eventueel gevonden zou worden.

Al moeten we zeker niet alles wat de Prieuré naar buiten heeft gebracht afdoen als vervalsingen. We mogen niet vergeten dat Plantard vele authentieke documenten uit Saunières tijd heeft kunnen bemachtigen, waaronder we waarschijnlijk ook de kopieën van de originele perkamenten van Saunière kunnen rekenen. Al de Prieuré-documenten die tot deze categorie behoren zijn daarom zeker de moeite waard om ze uitgebreid te bestuderen.




Vorige Home